Zo sprak JOSEPH BEUYS in Japan in 1984
“Waar ik aan werk is een ‘Verruimd Kunstbegrip’ dat betrekking heeft op alle mensen. Het is nodig elk mens als kunstenaar te zien omdat hij de drager is van talenten. Alleen op die voorwaarde zal men de overgeleverde, verouderde systemen uit het verleden op een hoger plan in de maatschappelijke ordening kunnen brengen. Ik spreek dus nu van een zaak die de menselijke arbeid betreft. Wij zouden ons in alle liefde en voortdurend opnieuw moeten verplichten op het moment dat zich een weg opent de regelgeving voor bedrijven, dat betekent, voor de menselijke creativiteit op de werkplek, zo vorm te geven dat duidelijk wordt dat het kapitaalbegrip, dus het geldbegrip, niet meer klopt, omdat kapitaal niets met geld te maken heeft.”
“Geld is dus helemaal niet in monetaire definities te vangen, maar enkel en alleen de creativiteit van mensen, hun vindingrijke geest in de arbeid, het kapitaal genoemd zou moeten worden. Want toen ik zei dat het begrip kunst tot de menselijke arbeid verruimd is, betekent dit dat het gaat om de talenten bij het werk, dus om creativiteit. Creativiteit is het scheppingsbegrip, het gaat om de scheppende mens. Langs die weg zijn we tot een creativiteits-theorie gekomen en tot de theorie van Het Verruimde Kunsbegrip. Uit deze objectieve manier van kijken naar de mens zelf, dus naar het wezen van de mens die in de arbeid werkzaam is, komt naar voren, en dat zullen we in de naaste toekomst steeds sterker merken, dat uit geen ander gebied van de maatschappelijke krachtvelden of dat nu het democratische, het rechtsgebied of het economische gebied is, een vernieuwing in de maatschappij mogelijk is. Er blijft slechts het gebied over dat het allerbest omschreven kan worden als de kunst.”
“Mensen zouden over deze vragen met elkaar moeten praten, zodat de bedrijfsprocessen – en nu is het bedrijfsproces al geïntegreerd in het kunstbegrip – dat betekent dat de plastische vormgeving van waarden, werkelijke waarden worden in de wereld en de mens als mens met zijn wezen, zijn intellectuele aard, op een nieuw niveau van zelfbewustzijn geplaatst wordt. Dan komt de sprekende mens naar voren als dragende kracht met inzichten die men met elkaar bepaalt, dat wil zeggen, dat die mensen als in een permanent gesprek over hun producties samenkomen om stap voor stap op een nieuw maatschappelijk niveau terecht te komen.”
“Daar zien we al dat ik gelijk heb als ik zeg: Het Verruimde Kunstbegrip heeft betrekking op alle menselijke arbeid. Want spreken en denken, of denken en spreken, waar de voorrang voor dit scheppende gebeuren ook mag liggen, is een eigenschap van alle mensen. Dus terwijl wij hier spreken blijkt al dat wij als kunstenaars bij elkaar horen, allemaal. Ik heb het over de geest, de creatieve kern die alle mensen gemeen hebben, wat in hen het meest wezenlijke is, wat hun kapitaal is. Dat is erg belangrijk. Het menselijke noodlot hangt af van de arbeidsverhouding waarin het menselijke bewustzijn werkzaam is. Dat betekent dat het eigenlijke cultuurbegrip in onze tijd tot het economische begrip hoort en niet tot wat er in het cultuurkatern geschreven wordt. Van wat zich in het economische begrip afspeelt, hangt het lot van de mensen op aarde af en ook het lot van de dieren, de planten, de stenen en de planeet zelf.”
“Als het zo is dat de economie het menselijke lot bepaalt, dan moeten we ons afvragen welk instrument het meest geschikt is om in de economische begrippen te kunnen ingrijpen, ze innerlijk te veranderen en ze op een nieuwe hoogte te brengen, zó dat het economische begrip integraal samenvalt met het kunstbegrip, opdat de menselijke creativiteit echt centraal bepalend wordt in het economische begrip. Als in dit creativiteitsbegrip de creator, de mens, onder een ideologische of monetaire druk komt te staan, zó dat zijn vrijheid gehinderd wordt, of zelfs uitgeschakeld is.. ik wil slechts zeggen dat creativiteitswetenschap een vrijheidswetenschap is. Met deze samenhangen, waarbij de moderne kunst tot het verleden behoort, heb ik geprobeerd de drempel te slechten om in dit panorama van mogelijkheden te tonen dat de arbeids-, geld-, rechts- en bewustzijnsverhoudingen tot een heel ander discussieterrein behoren, dat het menselijke gesprek zich liefdevol en energiek ontwikkelen moet, opdat de mens weer het middelpunt van de wereld is en nu als creator naar voren treedt, als goddelijk wezen.”
“Dan bestaat de mogelijkheid wereldwijd samen te werken om gemeenschappelijk na te denken wat aan de industrie onmenselijk is en dat als we de economische orde menselijker zouden maken, dan de maatschappij tot een kunstwerk gemaakt zou kunnen worden. We moeten het zwaartepunt op het denken leggen, opdat het zo snel mogelijk tot een positievere manier van handelen komt dan tegenwoordig in de wereld het geval is. De denkende mens is een scheppend wezen en alleen op deze denkmachine komt het aan, in dit denken ligt bij mensen van deze tijd alles besloten dat men vroeger in de traditionele godsdienst-systemen tegenkwam. De eigentijdse mens heeft die oude religieuze systemen niet meer nodig, want hij kan alle geestelijke inzichten in de samenhang van de wereld, dat wil zeggen, in de waarheid in zichzelf vinden als hij zich inspant met het denken, dat wil zeggen, als hij zijn denken ook voelt.”
“Als maatschappij systemen zo verder gaan hun niet-meer- levensvatbare-vormen te behouden, met hun parlementarisme, met hun politieke partijen enzovoort. Rudolf Steiner was een enorm belangrijke voorloper voor een maatschappij die in de geest het kapitaal ziet. Dat betekent dat geld helemaal niets met kapitaal te maken heeft, en geld zelfs niets met de menselijke bedrijvigheid te maken heeft. Waarmee heeft geld dan iets van doen? Geld is een rechtsdocument. Economische waarden zijn: de menselijke geest, de creativiteit, het denken, het voelen, het willen en dat wat uit dit willen, voelen en denken ontstaat aan vormen, dat wil zeggen, creativiteit en product zijn echte economische waarden. Geld is geen economische waarde. Voor Steiner was het Duitse Idealisme belangrijk. Zonder twijfel was het Duitse Idealisme een vroege vrucht, een idee dat pas in de 21ste eeuw tot wasdom komen zal. In het tijdperk van ecologische noodzakelijkheid zal dat weer van belang worden,“ aldus sprak Joseph Beuys in Japan in 1984 en mijn tape recorder nam het op.
Bewerking Louwrien Wijers, 14 aug. 2018